Artikelen

Ervaringen en gedachtenspinsels

Routebeschrijving naar de Eemlandhoeve

Vanaf 15 juni 2021 is IQenzo gevestigd op De Eemlandhoeve in Bunschoten. Een prachtige plek, midden in de natuur en aan de rand van Bunschoten. Vanaf de A1 ben je in vijf minuten op De Eemlandhoeve. Als je van de A1 afkomt (of vanuit Amersfoort er onderdoor bent gereden), rij je op de Amersfoortseweg. Bij de rotonde ga je rechtdoor. Bij de stoplichten die volgen, neem je de afslag naar links. Je rijdt dan op de Bisschopsweg. Bij de eerstvolgende kruising ga je naar links, een parallelweg op. De Eemlandhoeve staat dan duidelijk aangegeven. Je rijdt de parallelweg af tot je op het terrein van de Eemlandhoeve bent. Daar kun je de auto parkeren.

Ook vanuit Nijkerk is de Eemlandhoeve goed bereikbaar. Vanaf de Bunschoterweg/Nijkerkerweg rijd je Bunschoten in. Bij de eerste rotonde in Bunschoten neem je de derde afslag. Bij de stoplichten ga je links en bij de volgende stoplichten rechts. Bij de eerstvolgende kruising ga je naar links, de parallelweg op. De Eemlandhoeve staat daar al duidelijk aangegeven. Je rijdt de parallelweg af tot je op het terrein van de Eemlandhoeve bent. Daar kun je de auto parkeren.

Vanuit Baarn/Eembrugge is het eenvoudig: volg de Bisschopsweg tot het kruispunt (De Kronkels) en neem daar rechts de parallelweg. De Eemlandhoeve staat daar al duidelijk aangegeven. Je rijdt de parallelweg af tot je op het terrein van de Eemlandhoeve bent. Daar kun je de auto parkeren. Let op: van 14 september tot 18 oktober is de Bisschopsweg vanuit Baarn afgesloten. De Eemlandhoeve is vanaf die kant dan niet bereikbaar, vanaf de andere kant (Nijkerk/Amersfoort/Bunschoten) wel.

De praktijkruimte bevindt zich in het gebouw bij de gele pijl op onderstaande foto (het Voorhuys). Op de tweede foto staat het betreffende gebouw. Je komt daar het gemakkelijkst door vanaf het parkeerterrein het eerste pad naar de boerderij te nemen, over een houten bruggetje (route 1 op het plattegrondje hieronder). Je loopt dan tegen de ingang van het Voorhuys aan. Als je vanaf het parkeerterrein via de hoofdweg op het terrein aankomt, ga je bij het terras van het restaurant naar rechts, langs de koeienstal. De ingang van het Voorhuys zit dan aan je linkerkant (route 2 op het plattegrondje).

 

 

Het volledig terrein van De Eemlandhoeve. Bij de gele pijl zie je het Voorhuys.

 

 

Dit is het Voorhuys. Op de eerste etage bevindt zich de praktijkruimte.

De WPPSI-IV

De WPPSI-IV is de nieuwste telg van de Wechsler-test-familie. Deze test is geschikt voor kinderen vanaf twee en een half jaar oud tot zes jaar oud. Nu ben ik zelf geen voorstander van het afnemen van een intelligentietest bij peuters, maar ik ben wel blij met deze nieuwe mogelijkheid om bij kleuters de intelligentie in kaart te kunnen brengen.

Toen de normering nog in volle gang was, heb ik gereageerd op een oproep om hieraan mee te werken. Zodoende kon ik al met de WPPSI-IV kennismaken toen hij nog niet was uitgegeven. Ik heb een training gevolgd en hem in het kader van de normering dus ook afgenomen. Mijn naam staat zelfs in de handleiding 🙂

De WPPSI-IV lijkt in de opbouw van de onderdelen op zijn grote broer; de WISC-V. Wel wordt er natuurlijk gebruik gemaakt met materiaal dat voor jonge kinderen aantrekkelijker is en beter aansluit op hun cognitieve ontwikkeling en bijvoorbeeld hun motoriek. Maar uiteindelijk ontstaat er een intelligentieprofiel dat vergelijkbaar is met het intelligentieprofiel dat op basis van de WISC-V wordt gevormd.

Lees meer over intelligentie en intelligentietests en onderwerpen die daarmee te maken hebben

Gezellig leren

En toen zaten we ineens weer met zijn allen thuis. Ruim vier weken lockdown. Gelukkig bestaat deze lockdown voor een groot gedeelte uit kerstvakantie. Maar of het nu vakantie is of thuiswerken, we zitten de komende weken veel binnen. En dat kan best pittig zijn. Ook omdat er nu weinig daglicht is en het daglicht dat er wel is vaak verstopt is achter een dikke laag grijze wolken. Het kan dus best een uitdaging zijn om het binnen gezellig te maken.

Eén van de manieren om het gezellig te maken is het spelen van gezelschapsspellen. (Bij voorkeur omringd met gezellige lichtjes, onder het genot van een kop warme chocolademelk en eventueel met een mooi muziekje op de achtergrond.) Spelletjes kunnen je even uit de dagelijkse sleur halen. Je hebt even aandacht voor elkaar en creëert een gezamenlijke ervaring. Ik hou ervan.

Maar spelletjes kunnen nog veel meer zijn dan een ontspannen onderbreking van de dag. Spelletjes zijn namelijk super leerzaam. Bij vrijwel elk spelletje krijg je de mogelijkheid om bepaalde vaardigheden bij jezelf of bij je kind te trainen (namelijk de ‘executieve vaardigheden‘). Dat is nog eens gezellig leren!

Hoe dan? Denk bijvoorbeeld aan de vaardigheid om alle spelregels te onthouden (training werkgeheugen). Of om een spel waaraan je begonnen bent ook af te maken (training volgehouden aandacht). Of om rustig te blijven op momenten dat het tegenzit (training emotieregulatie). Dit geldt eigenlijk voor bijna elk spel dat je uit je kast trekt.

Je kunt ook gerichter gaan oefenen met vaardigheden. Er zijn spelletjes die een oefening geven om onder tijdsdruk een juiste reactie te geven. Op die manier kun je oefenen met het onder controle houden van je gedrag, je oefent bijvoorbeeld je eigen rem (inhibitie). Dit kun je bijvoorbeeld oefenen met snelheidsspelletjes, zoals Halli Galli, Vlotte Geesten of Set. Andere spelletjes doen een groot beroep op leren plannen. Bijvoorbeeld spellen als schaken, Monopoly en Quixx. Bij veel spelletjes zijn verschillende vaardigheden tegelijkertijd nodig.

Wil je ervoor zorgen dat een spelletje ook een (bewust) leermoment wordt? Dan is het goed om met je kind te praten over de vaardigheden en strategieën die nodig zijn bij het spel. Je kunt samen nadenken over hoe je die vaardigheden ergens anders, bijvoorbeeld op school, ook kunt gebruiken. Zo wordt een kind zich langzaam maar zeker bewust van het belang van deze vaardigheden.

Wees open over je eigen gebruikte vaardigheden en strategieën. Jij bent, als volwassene, over het algemeen verder in je ontwikkeling op het gebied van deze vaardigheden. Je kind kan dus veel van je leren door jou na te doen. Laat hem dus ook niet winnen, want daarmee leer je hem eigenlijk een soort valsspelen en leert het kind ook niet van jouw strategieën. Je kunt ook kiezen voor een coöperatief spel, zeker wanneer winnen nogal een ding is. Bij een coöperatief spel werk je samen en win of verlies je ook samen. Voorbeelden hiervan: Concept (junior) en Pandemic.

Ik wens je tijdens deze lockdown veel gezellige leermomenten toe!

Nog wat meer hierover lezen? Dat kan hier. Als je je zorgen maakt over de ontwikkeling van de executieve vaardigheden van je kind, lees je hier wat ik voor je kan betekenen.

Gedachten over diagnostiek

Sinds begin 2009 zit ik in het vak van diagnostiek. Na al die jaren vind ik het nog altijd heel boeiend om te zoeken naar verklaringen voor het gedrag van kinderen. Maar in die tijd is mijn visie op diagnostiek ook verder ontwikkeld. Vandaar dat ik mijn gedachten over diagnostiek nu eens in een artikel wil verwoorden.

Sinds ik mijn eigen praktijk heb, zijn mijn diagnostiekwerkzaamheden wat verschoven. Waar ik eerder vaak (onder andere) onderzoek deed naar aandachttekortproblemen en sociale problemen en daarbij de vraag moest beantwoorden of er sprake was van ADHD of een autismespectrumstoornis (ASS), heb ik dit in mijn eigen praktijk losgelaten. Enerzijds noodgedwongen, omdat ik geen GZ-psycholoog of orthopedagoog-generalist ben. Anderzijds omdat ik in toenemende mate voel dat ik die kant van diagnostiek niet op wil.

Wat ik merk is dat we als mensen een sterke behoefte hebben om structuur aan te brengen in alles wat we zien en meemaken. En vanuit die structuur maken we hokjes, ook voor kinderen. We hebben ‘de norm’ en we hebben ‘wat afwijkt van de norm’. En ‘wat afwijkt van de norm’ moet in een nog specifieker hokje. We zien een kind dat zich niet goed kan concentreren. ADHD? We zien een kind dat een (nog sterkere) behoefte heeft aan structuur en moeite heeft met het aangaan van sociale contacten. Autisme? Ik wil deze classificerende stoornissen niet ontkennen. Maar in mijn beleving wordt er soms te snel vanuit de stoornis gedacht.

Ik merk in toenemende mate hoeveel overlap er is tussen gedrag van kinderen en hoeveel verschillende oorzaken dit kan hebben. Zo laten hoogbegaafde kinderen soms gedrag zien dat lijkt op ADHD of ASS, maar wat een volledig andere oorsprong heeft. Dit geldt ook voor hoogsensitieve kinderen. Soms lijken hoogsensitieve kinderen hoogbegaafd te zijn. Soms lijken zeer creatieve kinderen in hun gedrag op kinderen met ADHD. En – om het ingewikkeld te maken – soms hebben ze dat ook. Soms is de oorsprong van gedrag niet te achterhalen of heeft het gedrag meerdere oorsprongen. En dan? (En dan heb ik het nog niet gehad over de kinderen die door trauma’s bepaald gedrag laten zien.)

Dat geldt ook voor intelligentieonderzoek. De overtuiging heerst dat je IQ een vaststaand feit is. Maar het is helemaal niet de bedoeling geweest om intelligentie als vaststaand feit te meten. Met een intelligentietest doen we een poging om te onderzoeken op welk niveau iemand op cognitief gebied functioneert. Dat is nog wat anders dat wat zijn intelligentie is. Bovendien zijn de resultaten hiervan onderhevig aan allerlei factoren. Vermoeidheid, faalangst, klik met de onderzoeker. En toch wordt de uitslag van deze tests nog vaak gebruikt voor toegang tot allerlei voorzieningen. Of voor het weigeren van die toegang. Dat was nooit de bedoeling.

Ter illustratie: wanneer spreken we bijvoorbeeld van hoogbegaafdheid? In Nederland wordt nog (te) vaak een IQ-score van 130 gehanteerd als criterium en opent dat de deuren naar HB-onderwijs. Maar wat nu als intelligentie helemaal niet zo vast staat? Wat nu als verschillende intelligentietests net verschillende vaardigheden meten, waardoor een kind op de ene test anders scoort dan op de andere test? Wat nu als sommige tests zelfs onvoldoende onderscheidend zijn, juist bij die kinderen aan de rand van de intelligentiecurve? Maar die dan toch een hoge of zeer hoge score krijgen, op basis daarvan geclassificeerd worden als (uitzonderlijk) hoogbegaafd en vervolgens misschien wel overvraagd worden? Of juist een te lage score, vanwege onderpresteren of iets dergelijks en daardoor niet in aanmerking komen voor passende begeleiding op school? Wat nu als het kind op jonge leeftijd een grote ontwikkelingsvoorsprong laat zien, maar wanneer het in de puberteit komt problemen met de executieve vaardigheden blijkt te hebben en daardoor vastloopt?

Al die vragen… Aan de ene kant besef ik daardoor nog sterker hoe belangrijk het is dat diagnostiek enorm zorgvuldig gedaan moet worden en dat het echt een brede kennis vraagt van kinderen en hun ontwikkeling. Aan de andere kant voel ik vanuit mijn binnenste dat diagnostiek moet draaien om wat de onderliggende behoeften van het kind en de ouders zijn. Wat heeft dit unieke kind nodig in deze specifieke context. En dan draait het niet meer om het classificeren. Dan is de vraag of een kind bijvoorbeeld wel of niet hoogbegaafd is minder relevant. Want ieder uniek kind heeft unieke behoeften en vraagt om een unieke benadering.

Natuurlijk zit er nu een stemmetje in mijn hoofd dat zegt dat labels en classificaties weldegelijk nuttig en belangrijk zijn. Voor een hoogbegaafd kind is het bijvoorbeeld goed om te weten wat het betekent om hoogbegaafd te zijn. En daarvoor moet je het wel vaststellen. Dat geldt ook voor kinderen bij wie echt sprake is van ADHD of ASS. Psycho-educatie is een goed middel om kinderen zichzelf beter te laten begrijpen en daarmee te accepteren. Aan de andere kant (weer een ander stemmetje in mijn hoofd) past dit wel weer in onze hokjesmaatschappij, waarin het kind blijkbaar moet weten in welk hokje hij past om zichzelf te kunnen accepteren.

Eigenlijk droom ik gewoon van een maatschappij waarin 17 miljoen unieke personen zichzelf mogen zijn. Waar classificaties geen toegevoegde waarde meer hebben, omdat ‘normaal’ en ‘abnormaal’ niet bestaan. Waar geaccepteerd is dat verschillend gedrag, sterk ontwikkelde vaardigheden, zwakker ontwikkelde vaardigheden, prikkelgevoeligheid, etc. simpelweg voortkomen uit de natuurlijke menselijke variatie. En waarmee we als maatschappij een prachtig kleurrijk geheel vormen, waarin we allemaal een eigen plekje hebben en in verbinding zijn met anderen.

Waarom ik dit schrijf? De manier waarop wij diagnostiek soms inzetten kan me soms zo moedeloos maken. Door dit artikel te schrijven hoop ik bij te dragen aan een bewuster gebruik van diagnostiek. Een manier van denken die meer recht doet aan ieder kind en zijn uniciteit. En komen we daarmee misschien wel een stapje dichterbij mijn droommaatschappij…

Als er dan hokjes moeten zijn, doe dan maar iedereen zijn eigen hokje…

De boeken ‘Het IQ en de intelligentie’ van Martine Delfos en ‘Diagnosdrift’ van Sanne Bloemink hebben mijn visie op diagnostiek aangescherpt.

Wil je meer lezen over intelligentie? Download het E-book dat ik eerder dit jaar schreef.
Wil je meer lezen over hoogbegaafdheid? Hier vind je verschillende artikelen over hoogbegaafdheid.

Boosheid, het topje van de ijsberg

Hij is boos. Omdat hij moet afdrogen. Daar heeft hij helemaal geen zin in en het is bovendien nog een grotere vaat dan normaal. Hij is boos en laat dat duidelijk merken. Hij smijt met de spullen, loopt boos heen en weer en zegt een heleboel boze dingen. Het is namelijk niet eerlijk. En afdrogen is stom. En hij doet ook niet mee met iets leuks dat we na de afwas gaan doen.

Langzaam verandert zijn toon. Deze oktober is stom. Het is nog nooit zo’n stomme oktober geweest. En hij is boos op Mark Rutte. Mark Rutte heeft niks over hem te zeggen. Alleen hijzelf heeft iets over zijn leven te zeggen. En papa en mama.

Dan komen de tranen. We stoppen de afwas en ik geef hem een knuffel. Het verdriet komt vanuit zijn binnenste. Met diepe uithalen huilt hij en vertelt hij dat hij het zo jammer vindt dat er bijna geen visite op zijn verjaardag – over een paar weken – mag komen. Op school hadden ze het jeugdjournaal gekeken over de persconferentie van dinsdag. En toen had hij dat gehoord.

We praten er nog even over door. We maken de afwas af en doen nog een stevige knuffel. Opnieuw komen de tranen van teleurstelling en verdriet. De boosheid is helemaal verdwenen. En we spreken af dat we er ondanks alles een leuke verjaardag van gaan maken.

Deze gebeurtenis van afgelopen week laat nogal treffend zien hoe boosheid het topje van de ijsberg kan zijn. Het valt niet altijd mee om goed te begrijpen waar de boosheid van een kind vandaan komt. Vaak begrijpt het kind het zelf ook niet goed. In deze situatie werd het vrij snel duidelijk, maar heel vaak zal dat niet zo zijn. Het is wel goed om te beseffen dat de boosheid niet primair is. Onderstaand plaatje kan in elk geval een stukje inzicht geven in wat er allemaal onder de oppervlakte kan spelen.

Speel, leer en geef je vaardigheden kado!

Ik bezocht afgelopen weekend het symposium dat door Stichting StiBCO georganiseerd werd. Dit symposium ging over onderzoek naar het leerpotentieel bij kinderen (dit wordt ook wel ‘dynamisch testen’ genoemd) en daarnaast over de verschillende cognitieve bouwstenen die nodig zijn om je verder te kunnen ontwikkelen (metacognitie). Interessante kost, aangezien deze kennis hier en daar schuurt met de huidige praktijk.

Bij het onderzoek naar het leerpotentieel ligt de nadruk op het onderzoeken wat er nodig is, bij dit specifieke kind, om een stapje verder te komen in een leerproces. Hoeveel hulp heeft dit kind nodig? Wat voor hulp, hoe specifiek? Dus wordt er eerst gekeken naar wat een kind zonder hulp zelf kan. Daarna krijgt het kind hulp (feedback, training, etc.) en wordt er daarna gekeken hoe het kind de taak dan kan uitvoeren. Dit geeft inzicht in het leerproces van het kind en geeft ook concrete aanwijzingen voor wat het kind bijvoorbeeld op school nodig heeft om te kunnen leren. Het kind wordt zo vooral met zichzelf vergeleken in plaats van met een normgroep. En er wordt aangesloten bij de zone van de naaste ontwikkeling van het kind.

Illustratie van de zone van de naaste ontwikkeling (volgens Vygotski).

Wat daarnaast belangrijk is, is het kind eigenaar te maken van zijn eigen leerproces. Onderzoek naar het leerpotentieel helpt daarbij. Het kind heeft er recht op om te weten wat het nodig heeft, waar het moeite en minder of geen moeite mee heeft. Dit zelfinzicht helpt het kind bij het leren en wordt ook wel metacognitie genoemd. Ook zijn er op de website van StiBCO zijn diverse artikelen te downloaden waarop ook de ‘omgekeerde piramide’ een plek heeft. (Klik op de afbeelding voor een grotere versie en het bijbehorende artikel van StiBCO.)

Het leuke van leren is dat het spelenderwijs gebeurt. Bijvoorbeeld door spelletjes te spelen. Daarnaast is het leuke van leren dat je het samen doet. Een volwassene is bijvoorbeeld (als het goed is ;)) veel verder in de ontwikkeling van zijn cognitieve bouwstenen. Door het als volwassene voor te doen (modelling) kan een kind enorm veel vaardigheden leren. Maar daarvoor is het wel belangrijk dat een kind zelf begrijpt wat hij moeilijk vindt en dat je er met hem over kunt praten en nadenken. Anders kan er geen transfer naar het dagelijks leven plaatsvinden.

Het mooie van de manier van werken zoals die tijdens het symposium werd weergegeven, is dat het kind met zijn onderwijs- en ontwikkelingsbehoeften centraal staat. Dat spreekt mij heel erg aan. Daarmee hoeft het kind niet in een hokje geplaatst te worden waarin het gedrag en de vaardigheden van het kind op een bepaalde manier het meest overeenkomen met het gedrag en/of vaardigheden van de andere kinderen in dat hokje. En op basis waarvan vervolgens gekeken wordt naar wat al die kinderen in dat hokje nodig hebben.

Bij een intelligentietest wordt gemeten wat het kind aan actuele kennis en vaardigheden in huis heeft. Er volgt geen training om te kijken wat het kind nodig heeft om zijn prestatie te verbeteren en dus te leren. De afname verloopt behoorlijk gestandaardiseerd. Ik vind het erg belangrijk om bij de afname van een intelligentietest bij het kind na te vragen welke strategieën het heeft gebruikt om tot bepaalde oplossingen te komen. Ook is de observatie daarbij natuurlijk belangrijk. Op deze manier kan ik toch iets meer inzicht krijgen in de denkprocessen die bij dit kind een rol spelen en wat het kind op basis daarvan nodig heeft in de aansluiting bij de zone van de naaste ontwikkeling.