Sinds begin 2009 zit ik in het vak van diagnostiek. Na al die jaren vind ik het nog altijd heel boeiend om te zoeken naar verklaringen voor het gedrag van kinderen. Maar in die tijd is mijn visie op diagnostiek ook verder ontwikkeld. Vandaar dat ik mijn gedachten over diagnostiek nu eens in een artikel wil verwoorden.

Sinds ik mijn eigen praktijk heb, zijn mijn diagnostiekwerkzaamheden wat verschoven. Waar ik eerder vaak (onder andere) onderzoek deed naar aandachttekortproblemen en sociale problemen en daarbij de vraag moest beantwoorden of er sprake was van ADHD of een autismespectrumstoornis (ASS), heb ik dit in mijn eigen praktijk losgelaten. Enerzijds noodgedwongen, omdat ik geen GZ-psycholoog of orthopedagoog-generalist ben. Anderzijds omdat ik in toenemende mate voel dat ik die kant van diagnostiek niet op wil.

Wat ik merk is dat we als mensen een sterke behoefte hebben om structuur aan te brengen in alles wat we zien en meemaken. En vanuit die structuur maken we hokjes, ook voor kinderen. We hebben ‘de norm’ en we hebben ‘wat afwijkt van de norm’. En ‘wat afwijkt van de norm’ moet in een nog specifieker hokje. We zien een kind dat zich niet goed kan concentreren. ADHD? We zien een kind dat een (nog sterkere) behoefte heeft aan structuur en moeite heeft met het aangaan van sociale contacten. Autisme? Ik wil deze classificerende stoornissen niet ontkennen. Maar in mijn beleving wordt er soms te snel vanuit de stoornis gedacht.

Ik merk in toenemende mate hoeveel overlap er is tussen gedrag van kinderen en hoeveel verschillende oorzaken dit kan hebben. Zo laten hoogbegaafde kinderen soms gedrag zien dat lijkt op ADHD of ASS, maar wat een volledig andere oorsprong heeft. Dit geldt ook voor hoogsensitieve kinderen. Soms lijken hoogsensitieve kinderen hoogbegaafd te zijn. Soms lijken zeer creatieve kinderen in hun gedrag op kinderen met ADHD. En – om het ingewikkeld te maken – soms hebben ze dat ook. Soms is de oorsprong van gedrag niet te achterhalen of heeft het gedrag meerdere oorsprongen. En dan? (En dan heb ik het nog niet gehad over de kinderen die door trauma’s bepaald gedrag laten zien.)

Dat geldt ook voor intelligentieonderzoek. De overtuiging heerst dat je IQ een vaststaand feit is. Maar het is helemaal niet de bedoeling geweest om intelligentie als vaststaand feit te meten. Met een intelligentietest doen we een poging om te onderzoeken op welk niveau iemand op cognitief gebied functioneert. Dat is nog wat anders dat wat zijn intelligentie is. Bovendien zijn de resultaten hiervan onderhevig aan allerlei factoren. Vermoeidheid, faalangst, klik met de onderzoeker. En toch wordt de uitslag van deze tests nog vaak gebruikt voor toegang tot allerlei voorzieningen. Of voor het weigeren van die toegang. Dat was nooit de bedoeling.

Ter illustratie: wanneer spreken we bijvoorbeeld van hoogbegaafdheid? In Nederland wordt nog (te) vaak een IQ-score van 130 gehanteerd als criterium en opent dat de deuren naar HB-onderwijs. Maar wat nu als intelligentie helemaal niet zo vast staat? Wat nu als verschillende intelligentietests net verschillende vaardigheden meten, waardoor een kind op de ene test anders scoort dan op de andere test? Wat nu als sommige tests zelfs onvoldoende onderscheidend zijn, juist bij die kinderen aan de rand van de intelligentiecurve? Maar die dan toch een hoge of zeer hoge score krijgen, op basis daarvan geclassificeerd worden als (uitzonderlijk) hoogbegaafd en vervolgens misschien wel overvraagd worden? Of juist een te lage score, vanwege onderpresteren of iets dergelijks en daardoor niet in aanmerking komen voor passende begeleiding op school? Wat nu als het kind op jonge leeftijd een grote ontwikkelingsvoorsprong laat zien, maar wanneer het in de puberteit komt problemen met de executieve vaardigheden blijkt te hebben en daardoor vastloopt?

Al die vragen… Aan de ene kant besef ik daardoor nog sterker hoe belangrijk het is dat diagnostiek enorm zorgvuldig gedaan moet worden en dat het echt een brede kennis vraagt van kinderen en hun ontwikkeling. Aan de andere kant voel ik vanuit mijn binnenste dat diagnostiek moet draaien om wat de onderliggende behoeften van het kind en de ouders zijn. Wat heeft dit unieke kind nodig in deze specifieke context. En dan draait het niet meer om het classificeren. Dan is de vraag of een kind bijvoorbeeld wel of niet hoogbegaafd is minder relevant. Want ieder uniek kind heeft unieke behoeften en vraagt om een unieke benadering.

Natuurlijk zit er nu een stemmetje in mijn hoofd dat zegt dat labels en classificaties weldegelijk nuttig en belangrijk zijn. Voor een hoogbegaafd kind is het bijvoorbeeld goed om te weten wat het betekent om hoogbegaafd te zijn. En daarvoor moet je het wel vaststellen. Dat geldt ook voor kinderen bij wie echt sprake is van ADHD of ASS. Psycho-educatie is een goed middel om kinderen zichzelf beter te laten begrijpen en daarmee te accepteren. Aan de andere kant (weer een ander stemmetje in mijn hoofd) past dit wel weer in onze hokjesmaatschappij, waarin het kind blijkbaar moet weten in welk hokje hij past om zichzelf te kunnen accepteren.

Eigenlijk droom ik gewoon van een maatschappij waarin 17 miljoen unieke personen zichzelf mogen zijn. Waar classificaties geen toegevoegde waarde meer hebben, omdat ‘normaal’ en ‘abnormaal’ niet bestaan. Waar geaccepteerd is dat verschillend gedrag, sterk ontwikkelde vaardigheden, zwakker ontwikkelde vaardigheden, prikkelgevoeligheid, etc. simpelweg voortkomen uit de natuurlijke menselijke variatie. En waarmee we als maatschappij een prachtig kleurrijk geheel vormen, waarin we allemaal een eigen plekje hebben en in verbinding zijn met anderen.

Waarom ik dit schrijf? De manier waarop wij diagnostiek soms inzetten kan me soms zo moedeloos maken. Door dit artikel te schrijven hoop ik bij te dragen aan een bewuster gebruik van diagnostiek. Een manier van denken die meer recht doet aan ieder kind en zijn uniciteit. En komen we daarmee misschien wel een stapje dichterbij mijn droommaatschappij…

Als er dan hokjes moeten zijn, doe dan maar iedereen zijn eigen hokje…

De boeken ‘Het IQ en de intelligentie’ van Martine Delfos en ‘Diagnosdrift’ van Sanne Bloemink hebben mijn visie op diagnostiek aangescherpt.

Wil je meer lezen over intelligentie? Download het E-book dat ik eerder dit jaar schreef.
Wil je meer lezen over hoogbegaafdheid? Hier vind je verschillende artikelen over hoogbegaafdheid.