Veel ouders zijn tegenwoordig op de hoogte van de verschillende intelligentietests die in gebruik zijn in Nederland. Dankzij Google is dit soort informatie veel gemakkelijker toegankelijk dan vroeger. En dat maakt ook dat ouders als ze contact met mij opnemen of met mij in gesprek zijn, de nodige voorkennis al hebben op het gebied van intelligentieonderzoek. Ik begrijp dat wel, ik zou zelf ook eerst op zoek gaan naar informatie voor ik een professional zou inschakelen. Het risico is echter dat veel van de informatie op internet geen feitelijke weergave van de werkelijkheid is, of gebaseerd op bijvoorbeeld ervaringen in het buitenland. Met dit artikel wil ik bijdragen aan de juiste informatie, met name op het gebied van de WISC-III en de WISC-V. En ik neem je mee in de geschiedenis van de WISC-III en de WISC-V.

WISC

Intelligentietests uit de WISC-serie zijn de meest gebruikte in ons land. De afgelopen vijftien jaar hebben we de WISC-III gebruikt en deze is vanaf dit jaar opgevolgd door de WISC-V. Voor wie het interessant vindt om te weten; WISC betekent: Wechsler Intelligence Scale for Children. David Wechsler is degene die deze serie ontwikkeld heeft. En van deze Wechsler-schalen bestaat ook een variant voor volwassenen (inmiddels de WAIS-IV) en een voorschoolse variant (WPPSI-III, de IV is in de maak).

WISC-III

De WISC-III kenmerkt zich als logische opvolger van de eerdere WISC en WISC-R. Dat betekent dat hij in opbouw past in de geschiedenis van de Wechsler-schalen. En kenmerkend aan deze geschiedenis is het onderscheid tussen een verbaal IQ (taalvaardigheden) en een performaal IQ (praktische, handelingsgerichte vaardigheden). Ooit bestond er eerst alleen een verbale schaal en werd er ook een non-verbale schaal ontwikkeld. Later zijn die twee samengevoegd in één schaal. Met het gebruik van de WISC-III zijn we in Nederland gewend geraakt aan termen als ‘V-P kloof’ en ‘disharmonisch intelligentieprofiel’, wat betekent dat er een groot verschil tussen verbaal IQ en performaal IQ uit de test naar voren kwam. We zijn daar in Nederland ook veel waarde aan gaan hechten. In de praktijk kreeg dit soms zelfs de waarde van een officiële diagnose. Dit is niet terecht. Natuurlijk heeft een disharmonisch profiel gevolgen voor het dagelijks leven van sommige kinderen. Het komt echter vaak voor en een groot deel van de mensen met een disharmonisch profiel kan prima functioneren. Er is ook geen wetenschappelijke onderbouwing voor deze ‘kloof’. Feitelijk gezien is de kloof ontstaan doordat we de WISC-schalen zijn gaan gebruiken.

De WISC-III gaat bijna met pensioen. En, eerlijk is eerlijk, dat werd tijd. Er zijn sterk verouderde items. Ooit gemakkelijk, maar nu onherkenbaar voor sommige kinderen. Andersom geldt hetzelfde: ooit moeilijke vragen zijn nu redelijk vanzelfsprekend. Gebruiksvoorwerpen hebben in die tijd andere functies gekregen die natuurlijk niet zijn opgenomen in de antwoordmogelijkheden. De test is dan wel vijftien jaar oud, maar het betreft een vertaling uit Amerika, waar de test al jaren eerder is uitgekomen en waarbij de meeste items zijn overgenomen uit de Amerikaanse versie. Tel er dus gerust een aantal jaar bij op. Naast het feit dat er sprake is van verouderde items is de wetenschappelijke theorie over intelligentie niet stil blijven staan. We weten nu dat de WISC-III onvoldoende aansluit op deze nieuwe inzichten. De nadruk op de talige cognitieve vaardigheden is verhoudingsgewijs te groot. En zorgelijker: het logisch probleemoplossend redeneervermogen (de fluïde redeneervaardigheden) komt niet aan bod. Er zijn tenslotte aanwijzingen dat het performaal IQ vooral een weergave is van het executief functioneren, dus informatie geeft over de vaardigheden om taken uit te voeren. Zeer nuttige informatie, maar geen intelligentie.

WISC-V

Sinds dit jaar is de WISC-V in gebruik genomen. En deze test verschilt zeer sterk van zijn voorloper. We hebben nu in Nederland eindelijk de beschikking over een WISC-schaal die de juiste wetenschappelijke onderbouwing kent. Er zijn drie indexen gevormd voor het complex redeneren: het talig redeneren, het visueel-ruimtelijk redeneren en het fluïde redeneren. Daarnaast krijgen we ook een beeld van de efficiëntie waarmee eenvoudige informatie gebruikt wordt: het werkgeheugen en de verwerkingssnelheid. En dan zijn er nog allerlei aanvullende analyses mogelijk, afhankelijk van de hulpvraag van het kind en zijn ouders. Dat betekent dat de invloed van de talige vaardigheden veel kleiner is geworden, vergeleken met de WISC-III. De invloed van het non-verbaal redeneren is natuurlijk groter geworden, aangezien dit eerst niet gemeten werd. De zwaarte van het werkgeheugen en de verwerkingssnelheid is ook toegenomen.

Wat we merken is dat kinderen met een hogere intelligentie soms moeite hebben met de eenvoudigere taken. Die zijn wat saaier en doen een beroep op vaardigheden die slimme kinderen nog niet zo vaak nodig gehad hebben. Die hebben ze minder getraind. Dit is helemaal niet erg. Want het intelligentieprofiel geeft hele duidelijke aanknopingspunten voor de praktijk. Bovendien kan iemand die de WISC-V goed begrijpt aan de andere onderdelen zien in hoeverre er sprake is van echte problemen op het gebied van werkgeheugen of verwerkingssnelheid. Daarnaast is het zo dat veel begaafde en hoogbegaafde kinderen vaak enorm veel talige kennis in huis hebben. Bij de WISC-III telde dit extra zwaar mee in het totaal-IQ, waardoor mogelijk een oververtegenwoordiging is ontstaan van kinderen met een zeer hoge score. In de WISC-V is deze invloed dus kleiner geworden. Ook dit maakt dat het minder ‘makkelijk’ is om een zeer hoge totaalscore te behalen op deze test. De WISC-V is dus eigenlijk nauwkeuriger. Dat zou geen probleem moeten zijn, omdat de test gemaakt is als hulpmiddel om in kaart te brengen wat kinderen nodig hebben. Het is nu eenmaal geen toelatingstest. Dat we hem in Nederland wel zo gebruiken is reden tot zorg.

In de media

Inmiddels is er het één en ander gepubliceerd over de WISC-V, ook negatief. Vooral in de hoek van hoogbegaafdheid zijn er twijfels over de geschiktheid van deze test voor die doelgroep. Ik begrijp deze twijfels, met oog op wat ik hierboven heb geschreven. Nu ik de WISC-V al vaak heb afgenomen merk ik dat ik het een hele fijne test vind. De kinderen bij wie ik hem afneem vinden dat overigens ook. De test geeft mij heel veel informatie over het kind en inzicht in wat het nodig heeft. Ik zie het profiel dat ik hierboven beschreef regelmatig, maar ik zie ook kinderen die op deze test over de hele linie hoog tot zeer hoog scoren. Ik vind hem dus zeker geschikt als diagnostisch middel, ook voor meer- en hoogbegaafde kinderen. Het knaagt alleen steeds aan me dat de test op scholen en in plusklassen verkeerd gebruikt wordt. Dat maakt me echt een beetje boos.

Aan mij en mijn beroepsgroep dus de schone taak om een pleidooi te voeren voor een juist gebruik van de resultaten van een intelligentieonderzoek. Want echt waar, dat getalletje wat eruit komt zegt niet zo veel. Op basis daarvan kun je geen grote beslissingen nemen en weet je echt niet wat een kind nodig heeft. Maar met dat verhaal – de rapportage – van een professional, die weet waar je op moet letten, die weet hoe je de test interpreteert en die daardoor inzicht heeft in wat het kind nodig heeft, des te meer. Een intelligentietest vertelt je zoveel meer dan een IQ-getal. Belangrijker nog: een kind is zoveel meer dan een IQ-getal.

Meer lezen: