Rapport

Het is bijna zomervakantie. De school is uitgegaan en in haar schooltas zit haar rapport. Vol met hoge cijfers. Haar meester had haar het rapport overhandigd met de woorden: “daar mag je trots op zijn!” Maar ze voelt wat anders. Natuurlijk, ze vindt het leuk om haar rapport aan haar ouders te laten zien. Ze weet ook dat haar ouders er in elk geval wel trots op zijn. En op haar, het slimme kind dat gemakkelijk leert. Zelf voelt ze die trots niet. Er knaagt wel iets.

In het weekend dat volgt, gaat ze op visite bij opa en oma. Natuurlijk gaat het rapport mee, het zou tenslotte iets moeten zijn waar je trots op bent. En dat laat je aan opa en oma zien. Het ongemakkelijke, knagende gevoel is nu sterker dan ooit. Want niet alleen zij laat haar rapport aan opa en oma zien. Nee, ook haar neefjes zijn er. Met hun rapport. Haar neefjes leren niet zo gemakkelijk. Ze moeten hard werken om een rapport met allemaal zessen te krijgen. Haar ouders zien dit verschil natuurlijk ook. En zeggen dit ook tegen haar. “Zij moeten daar hard voor werken. Voor hen is een 6 een heel goed cijfer.” 

En dat is precies wat ze voelt. Haar rapport is gevuld met achten, negens en zelfs een tien. Maar ze heeft daar niet hard voor gewerkt. Ze heeft er geen knappe prestatie voor hoeven leveren. Want het gaat vanzelf. Dus waarom zou ze er trots op zijn? Neem haar neefjes dan. Die mogen trots zijn. Die hebben hard gewerkt en zo ervoor gezorgd dat ze net een voldoende gehaald hebben. Dat is een prestatie. Maar ze weet ook dat als ze haar rapport straks aan opa en oma laat zien dat ze wél de complimenten krijgt over mooie cijfers en over dat het knap is wat ze kan. En dat voelt ze. Alsof ze onterecht een compliment krijgt.

Leren leren

In dit verhaal spelen verschillende thema’s een rol. Eén van de belangrijkste thema’s is de basisbehoefte van een kind die hier een rol speelt. Kinderen willen vanuit zichzelf leren. Had dit meisje onderwijs gekregen dat aansloot bij haar cognitieve vaardigheden, dan had ze ervaren wat het is om je te moeten inzetten voor een resultaat. Dan had ze ervaren dat je daar na afloop trots op kan zijn, omdat je moest doorzetten, fouten maakte en deze weer herstelde, kortom dat ze aan het leren was. Vroeg of laat zal ze tegen dit gemis aanlopen. Misschien op het voortgezet onderwijs, als er hogere eisen aan haar gesteld worden. Of misschien pas op het vervolgonderwijs. Misschien in een heel ander vlak van haar leven, omdat ze door gebrek aan faalervaringen faalangst heeft ontwikkeld.

Prestatiemaatschappij

Een tweede thema is het verschijnsel ‘prestatiemaatschappij’. Onze maatschappij is erop ingericht om naar resultaten, prestaties te kijken en op grond daarvan te oordelen. Daarom vinden we die rapporten en cijfers zo belangrijk. Daarom zijn de Cito-scores belangrijk, de resultaten kunnen invloed hebben op de hele schoolcarrière van een kind. En we merken het aan de manier waarop we complimenten geven. We complimenteren intelligentie (“wat knap van jou!”, “wat ben je slim!”) en suggereren daarmee dat wat het kind nu laat zien de top is van wat het kind kan. Dat zorgt ervoor dat een kind niet wil veranderen, want daarmee loopt hij kans op een slechtere prestatie. Het kind wil dat risico niet nemen, want is het dan misschien niet meer slim? We complimenteren hoge cijfers (“wauw, wat knap: een 10!”). Maar is een 10 wel zo knap als je na twee keer lezen dat rijtje plaatsnamen al kent?

Mindset

Willen we kinderen die met recht trots zijn op wat ze geleerd hebben, dan vraagt dat een verandering in ons denken, in onze mindsetDan focussen we ons op de inzet en het doorzettingsvermogen van het kind. We zorgen voor een uitdagend (onderwijs)klimaat, waarin kinderen ontdekken dat ze van fouten heel veel leren. Fouten maken moet. En we geven ze feedback die gericht is op hun leerproces. Want dat is goed voor de ontwikkeling van het brein van het kind (het brein heeft dit nodig om nieuwe verbindingen te kunnen leggen), voor het zelfbeeld van het kind en uiteindelijk ook voor de maatschappij.